Maatregelen voor Europese veiligheid in kaart gebracht
door Koos van Houdt
Op de foto: Belgische Paracommando’s met landkaart.
Foto © Peter-Vincent Schuld
Het plaatje voor het praatje ging voorop. Dinsdag zag de wereld in de overstromingen rond de Spaanse stad Valencia, dat er nog wel wat verbeterd kan worden aan de Europese veiligheid. Woensdag presenteerde de voormalig president van Finland Sauli Niinistö zijn advies onder de titel “Strengthening Europe’s Civilian and Military Preperadnes and Readiness” aan voorzitter Ursula von der Leyen.
Dit advies komt op een stapeltje. En dat stapeltje ligt ongetwijfeld deze week op tafel tijdens de hoorzittingen met de nieuwe kandidaat-leden van de Commissie. Von der Leyen heeft haar best gedaan inhoudelijk meerdere adviezen te ontvangen, zodat zowel haar nieuwe team als de leden van het Europees Parlement enigszins weten waarmee ze in de komende jaren tot 2029 aan de slag zijn.
Eerder dit jaar verschenen al rapporten van de voormalige Italiaanse regeringsleiders Enrico Letta over het functioneren van de Europese interne markt en van Mario Draghi over de wijze waarop de Europese Unie daarmee de eigen positie kan versterken op de wereldmarkt. Maar geen gezonde economie als de situatie in eigen gebied niet veilig genoeg is. Daar kan de Europese Unie, zo is de gedachte, nog wel een tandje bijzetten.
Bemoeit de Europese Unie zich daarmee niet met zaken die vooral de nationale overheden behoren uit te voeren? Daar denken de Europese bestuurders al twintig jaar anders over. Zij hebben tijdens de debatten aan het begin van deze eeuw over een Europees grondwettelijk verdrag al de opvatting onder woorden gebracht dat op dit terrein Europese samenwerking onontbeerlijk is. Vaak als aanvulling, maar ook als Europese waarde.
Dat weten we uit artikel 42 in het Verdrag van Lissabon, het compromis van alle onderhandelingen over een Europees grondwettelijk Verdrag. Dat Verdrag is nu geldend recht. Lid 7 van dat artikel heeft lang een sluimerend bestaan gehad. Maar juist deze bepaling is steeds meer tot leven aan het komen.
Het belangrijkste moment daartoe zagen we op 20 november 2015. Toen spraken de ministers voor Justitie en Veiligheid elkaar naar aanleiding van de terroristische aanslagen in Parijs, een week eerder. Zij riepen artikel 42 lid 7 aan en bezwoeren elkaar dat de lidstaten elkaar bijstaan in tijden van nood. Precies dat artikel ligt nu aan de basis van het advies van Niinistö.
Her en der is in de afgelopen jaren al het nodige gebeurd. Lidstaten zijn er van nature meer op gebrand eigen bevoegdheden te behouden, als het gaat om zaken die buiten de economie en de Europese interne markt vallen. Maar op het terrein van justitie en veiligheid is ook al lang de meerwaarde begrepen van het beter samenwerken met elkaar.
Is er een bosbrand dan zijn er ook Europese blusvliegtuigen en helikopters inzetbaar. Zijn er overstromingen, zoals onlangs in Midden-Europa en nu in Valencia, dan kunnen ook reddingswerkers uit andere lidstaten ingezet worden. Politie en Justitie zijn via Europol en Eurojust steeds beter in staat hun doelstellingen te verwezenlijken. En sinds 2017 wordt er gebouwd aan veel betere Europese samenwerking binnen de NAVO. De Europese Unie, zo weten we al uit die tijd moet de eigen broek beter op kunnen houden, mochten de relaties met de Verenigde Staten als gevolg van de uitslag van presidentsverkiezingen daar op andere leest geschoeid worden.
De grote waarde van het rapport van Niinistö is dat iedereen nu inzicht krijgt in wat dat allemaal betekent. Er is niet alleen sprake van wederzijdse bijstand op defensiegebied binnen de NAVO, maar ook in de Europese Unie zelf bestaat zo’n mechanisme. In een uitputtend advies is voor alle sectoren van dit veiligheidsbeleid concreet omschreven wat er al bestaat, wat er nodig is en hoe lidstaten elkaar daarbij helpen. Wanneer deze voorstellen door een nieuwe Commissie in wetsvoorstellen worden omgezet, zal duidelijk worden wat de lidstaten en wat het Europees Parlement ervan vinden.
Daarbij rijst een groot, praktisch probleem. Lidstaten voeren via de omvang van de Europese schatkist al jarenlang de strijd voor het zoveel mogelijk behouden van de eigen, nationale macht en invloed. Stukje bij beetje wordt steeds meer Europees gedaan. Maar voor die ene procent van het gezamenlijk bruto binnenlands product, waaruit de Europese begroting bestaat, kan langzamerhand niet meer alles redelijk betaald worden.
Daarom is naast al die mooie adviezen ook weer een politieke strijd aan het ontbranden over het geld. In 2027 moeten nieuwe meeerjarencijfers worden vastgesteld. Dat is het belangrijkste politieke gevecht dat altijd op Europees niveau gevoerd wordt. Dat gevecht werpt ook deze week in de hoorzittingen haar schaduwen vooruit.