Gaat het geld uit uw regio naar de Europese Unie of komen de centjes naar uw omgeving?
Nieuwe meerjarencijfers vanaf 2027 nodig. Het gesprek over de besteding van
het geld begint weer op gang te komen. Regionale overheden willen Europees
beleid schijnbaar niet meer kwijt
door Koos van Houdt
Eén ding weten we allemaal. Er zijn volgens Europese regels Europese pegels
binnen te slepen. Voor gewone mensen in Friesland, Mecklenburg-Vorpommern of
Catalonië is dat een onderwerp van dagelijks gesprek. Nou ja, voor hun
bestuurders in gemeentehuizen, provincies of andere regionaal georganiseerde
overheden dan ook.
Ver van te voren begint het gesprek daarover. Ook in Nederland. In ons land
belegden de Europese deskundigen van provincies en gemeenten op 14 september een
studiedag daarover. In alle openbaarheid aangekondigd op verschillende
Linkedin-pagina’s. Een dag van te voren bleek die openbaarheid niet de
bedoeling. Alsof er een aantal zeer belangrijke staatsgeheimen besproken zouden
worden. Een bedenkelijke gang van zaken.
Dan maar afreizen naar Murcia? De ministers uit de lidstaten die zich met het
Europese regionale beleid bezighouden, deden dat. Om een soort van eerste
uitwisseling van gedachten te houden over het regionale beleid vanaf 2027. En om
te zien of er weer zoveel geld naar toe moet, als op dit moment het geval is.
Over zoiets kan in deze fase alleen nog maar vaag en in het algemeen wat gezegd
worden. Daarnaast de vraag of het doel voor dat geld hetzelfde moet blijven of
moet veranderen. Innovatie is op dit moment het toverwoord voor regionale
subsidies.
Uit de eerste schriftelijke bijdrage van het Nederlandse kabinet aan dit
debat blijkt dat ons land niet veel behoefte heeft aan ingrijpende veranderingen
ten opzichte van het huidige beleid. ‘Cohesiebeleid 2.0’, zoals het voor komende
vrijdag op de agenda is geformuleerd, levert dan niet heel veel nieuws op. Maar
ook Nederland vindt dat het regionale beleid moet worden voortgezet. En dat is,
gelet op de voorgeschiedenis, best opmerkelijk.
Uit verschillende recente rapporten vanaf universiteiten en bestuurlijke
organen in ons land blijkt dat ons land best blij is met het relatief bescheiden
bedrag dat uit de Europese kas tot ons komt. Ons land erkent de eigen rijkdom en
wil ook dat het doel van het regionale beleid blijft gericht op ver
achtergebleven en veel armere regio’s in de Europese Unie. Alleen is helemaal
niets voor ons land ook geen optie. Met als kanttekening: een lidstaat moet wel
blijven voldoen aan de spelregels van de rechtsstaat. Polen en Hongarije blijven
in de verdachtenbank.
Maar dat is voor gisteren, vandaag en een klein beetje morgen. Maar hoe
kwam het eigenlijk dat de Europese Unie ooit is overgestapt op Europees
regionaal beleid. Daarover is in 1985 en 1986 onder de vermaarde voorzitter
Jacques Delors van de Europese Commissie onderhandeld door de toenmalige
lidstaten. Delors is de man van de Europese interne markt. Hij drukte zijn
stempel op de zogenaamde Europese Eenvormige Acte (in het Frans: ‘Acte Unique’)
waar de neventitel ‘Unieke Unie’ aan vastgeknoopt is.
“Mooi”, zeiden ze toen in de nieuwe lidstaat Spanje. Maar wij hebben een
nogal decentraal georganiseerd stelsel. Dus vinden we dat het Europese regionale
beleid er ook moet komen op die interne markt. Want ook onze regionale
regeringen willen goede dingen voor de mensen doen. Dat lukt beter als we op
Europese schaal kunnen concurreren met regio’s elders in de Europese Unie.
Nederland schaarde zich in die onderhandelingen achter de brede rug van
Frankrijk. Extreem centraal georganiseerd land is dat. Beide landen verloren de
slag. Sindsdien bestaat Europees regionaal beleid als regel en slechts
aanvullende mogelijkheden van nationale overheden binnen de afgesproken grenzen
van wat met staatssteun kan worden gedaan. Spanje is dus een enthousiast
aanhanger van dat beleid. Het zet met smaak en animo nu het gesprek over een
nieuwe periode op de agenda.
Nederland daarentegen was ooit een felle
tegenstander.
Vooral de VVD heeft er lang een stevige oppositie tegen gevoerd. De meeste indruk
maakte de slagzin van toenmalig minister van financiën Gerrit Zalm: Die
regionale steun kunnen we gemakkelijk zelf betalen. Dat Europees doen, betekent
alleen maar “rondpompen van geld”. En naar aanleiding van de eerste
onderhandelingen over het geld op de Europese Raad van Edinburgh in 1993: “Het
kabinet laat miljarden het raam uitvliegen”.
Mooi, maar in Nederland zijn de decentrale, lees lokale en regionale, overheden
nooit de zwijgende uitvoerders van wat er op de ministeries in Den Haag wordt
bedacht. Zij maakten voortdurend ruzie met het kabinet, wanneer dat Europese
regionale beleid weer eens aan de orde was. Pas veel later legde ons land zich
erbij neer. Er bleken toch ook waardevolle elementen in dat Europese beleid te
zitten. Zoals het leren van elkaar door regio’s in de hele Europese Unie, die
met vergelijkbare problemen worstelen. De Europese factor voor hun beleid willen
decentrale overheden niet meer kwijt.