E10 Tanken aan de pomp: Boeren leveren de grondstoffen en over de enige manier waarop alcohol en verkeer wel samen gaan
door Peter-Vincent Schuld
We
zagen in Nederland een enorme demonstratie van mensen uit de agrarische
sector die het beu zijn om onder meer en voortdurend als
“milieuvervuilers” neergezet te worden. Maar zijn de boeren anno nu wel
zulke milieuvervuilers? Vaak zien we dat beeldvorming door de politiek
en maatschappelijke drukkingsgroepen een nogal zeer eenzijdig beeld
geven.
We pakken er zomaar eens een voorbeeld uit dat nu actueel is.
Met ingang van 1 oktober bestaat uw standaard “benzine” E10 uit 10% bio-ethanol,
dus in feite alcohol.
Deze bio-ethanol wordt voor 100% wordt uit grondstoffen gemaakt die geproduceerd
en geleverd worden door de agrarische sector. Een agrarische sector die te
kampen heeft met een slecht imago.
Maar beseffen we wel dat geteelde gewassen juist massaal CO2 opnemen, dat
CO2 een primaire voedingsstof is voor deze gewassen.
Een deel van deze gewassen komen in aanmerking voor omzetting tot bio-ethanol.
Voor het gebruik als brandstof voor benzinemotoren kennen we twee standaarden
E85, dat 85% bio-ethanol bevat en 15 % klassieke benzine en het nu
gestandaardiseerde E10 dat bestaat voor 90% uit klassieke benzine en voor 10%
uit bio-ethanol. De toekomst zal gaan uitwijzen hoe de verhoudingen met andere
energiebronnen voor automobielen gaat liggen.
Een hybride auto die maar een actieradius heeft van 50 kilometer, en die zijn er,
zijn belastender voor de leefomgeving. Ze mogen dan wel fiscale voordelen
hebben, maar de vraag is of dat terecht is. Immers als de hybride motor zonder
elektriciteit komt te zitten en verder moet op de klassieke brandstof dan moet
het voertuig ook het extra gewicht van een elektromotor en de batterijen
voortstuwen hetgeen leidt tot meer verbruik. Volledig elektrisch rijden is zeker
nog geen haalbare optie.
De toevoeging van bio-ethanol is dat wel en leidt tot een aanzienlijke
reductie van uitstoot van schadelijke stoffen. Maar wat bio-ethanol nu
eigenlijk? Niets meer en niets minder dan alcohol.
Bio ethanol kan worden gemaakt uit tal van producten, stro, maïs, aardappelen,
suikerbieten etc. etc.De productie van bio-ethanol is pas de laatste jaren goed
van de grond gekomen, maar een van de belangrijkste pioniers van dit product
bevindt zich in Canada. Om precies te zijn in Ottawa.
Nu dat bio-ethanol niet meer weg te denken is uit de brandstofvoorziening voor
automobilisten met benzinemotoren, wordt het tijd dat we eens gaan kijken bij
deze pioniers, het bedrijf Iogen Energy dat de laatste jaren een enorme groei
heeft doorgemaakt.
Het ontwikkelen van nieuwe technologie kost veel geld. Het is niet voor
niets dat kapitaalkrachtigebedrijven vele tientallen miljoenen dollars
investeerden in de onderneming zoals de zakenbank Goldman Sachs, Volkswagen en
PetroCanada en niet te vergeten Shell, die in een vroeg stadium fiks investeerde
in Iogen. Intussen is Iogen uitgegroeid tot een belangrijke speler in de
levering van bio-ethanol in Canada maar ook in Brazilië.
Dat laatste komt mede door het feit dat in 2012 Iogen Energy een joint venture is
geworden waarvan 50% van de aandelen in handen is van Iogen Corporation en 50%
van de aandelen in handen is gekomen van de Braziliaanse energiereus Raizen
Energia, dat op haar beurt weer een samenwerkingsverband is van Shell en de
Braziliaanse ethanolproducent Cosan.
Klaarblijkelijk ziet men aan de andere kant van de Atlantische Oceaan meer
heil in bio-ethanol dan in elektrisch rijden. Dat is ook niet zo verwonderlijk
daar de te overbruggen afstanden per auto nu eenmaal is groter zijn dan de
van-de-bakker-naar-huis-en-naar-het-werk-en-dan-naar-de-supermarkt-en-grootouders-ritjes”.
We keerden terug naar waar het allemaal “kleinschalig” begon, de
bio-ethanol fabriek van Iogen in Canada.Een bedrijf dat reeds sinds 1975 bestaat
en begonnen is als een onderneming die cellulose verteringstechniek wilde
toepassen voor de veevoederindustrie.
Als we kijken naar de geschiedenis van het bedrijf is het eigenlijk begonnen een
Research & Development onderneming. Naar verloop van tijd kwam de nadruk te
liggen cellulose in te zetten voor de productie van brandstoffen, ingegeven door
de stijgende prijzen van fossiele brandstoffen in het laatste kwartaal van de
vorige eeuw. Iogen werd een contract toebedeeld door het Amerikaanse Department
of Energy (ministerie van energie) om hier nader onderzoek naar te doen. Zo
ontwikkelde het zich tot een onderneming die cellulose uit plantmateriaal om
ging zetten in de brandstof ethanol.
Het bedrijf is gelegen langs een typisch Noord-Amerikaanse snelweg die
leidt door ogenschijnlijk verlaten landschappenen landerijen. Rechts van mij
doemt de fabriek op die ik weldra ga bezoeken.
Eenmaal op het terrein
overal veiligheidsbebording, immers net zoals bij benzine spreken we hier over
een licht ontvlambaar product dat hier geproduceerd wordt en het minste of
geringste vonkje kan aanleiding geven tot een fikse brand.
In de de aanvoerhal liggen enorme balen met stro. Voor mij staat een
installatie, die men een “feeder” noemt. Vorkheftrucks transporteren de balen
stro naar de feeder en via dit invoersysteem worden de balen ingevoerd, waarna
de stengels verkleind worden tot kleine deeltjes. Daarna begin het echte proces
van vergisten. De verkleinde deeltjes worden vervolgens in ketels gefermenteerd.
De vrijgekomen suikers worden omgezet in alcohol.
Maar hoe krijg je het ontstane goedje vloeibaar? Enzymen (eiwitten) vormen
het sleutelwoord in het feitelijk puur biologische proces. Plantmateriaal
bestaat voor een deel uit cellulose.Die cellulose dient omgezet te worden in
suikers. Hier gebruikt men zuren voor die de cellulose afbreken en omzetten.
Men laat vervolgens het goedje vergisten en het enzym Invertase zorgt er voor dat
de suikers weer omgezet worden in fructose en glucose. Het enzym zymase zorgt
ervoor dat er vervolgens ethanol en CO2 overblijft. De totale productietijd
omvat globaal genomen zo’n 72 uur en vindt plaats onder een temperatuur van
tussen de 250 en 300 graden Celsius.
Uiteindelijk belandt het product bio-ethanol in grote tanks en is het product
klaar om geleverd te worden aan de benzineproducenten om het te mengen met de
klassieke benzine, in feite geraffineerde aardolie.
Buiten op het terrein
van Iogen staan die grote tanks waarin gefermenteerd wordt en het vrijgekomen
bio-ethanol wordt opgeslagen.
In de tankstation-proefopstelling in Ottawa zien we het product E85, dus een
goedje dat voor 85% uit bio-ethanol bestaat. Thans nog geen courante
brandstofvorm. De motoren van benzine-auto’s moeten wel gereed gemaakt zijn om
deze E85 te kunnen verbranden.
De technologie bestaat al langere tijd. Maar “brandstoffen” die verbrand moeten
worden hebben helaas het stigma opgeplakt gekregen “altijd vervuilend”.Of dat
waar is, is nog maar te bezien. Ook elektriciteit moet geproduceerd worden.
Dus nu weet u een beetje wat er in uw benzinetank in gaat nu 10% van de
benzinebrandstof bestaat uit bio-ethanol.
Terug naar de boeren. De boeren spelen, zoals beschreven een cruciale rol
in de productie van grondstoffen voor bio-ethanol. Ook bij ons is de productie
van bio-ethanol op gang gekomen.
Echter de boeren verbouwen al eeuwen tarwe, graan, aardappels, suikerbieten en
maïs. Als de bio-ethanol een toekomst gegund wordt zullen de boeren moeten
blijven verbouwen. En de boer? De boer die ploegde voort.