Europese Groenen kunnen wel zeuren over de landbouw maar van rekenen hebben ze geen kaas gegeten

Europees landbouwbeleid veel minder kostbaar dan we denken
door Koos van Houdt
Deze week wordt in Brussel weer onderhandeld over de Europese meerjarenbegroting tot 2027. Duitsland als fungerend voorzitter probeert daarover definitief overeenstemming te bereiken met het Europees Parlement. De belangrijkste hobbel daarbij is de vraag of bepaalde lidstaten de toegang tot de geldpotten ontzegd moet worden, omdat zij in de ogen van de anderen niet voldoen aan de spelregels van rechtsstaat en democratie.

Natuurlijk is dat een erg belangrijk onderwerp. Maar de vraag is of je de waarden waarvoor je staat kunt afkopen met zo’n clausule. Er is unanimiteit tussen de lidstaten nodig en daarom is het bijna uitgesloten dat op dit onderdeel overeenstemming binnen bereik ligt. Maar tekent een lidstaat ‘om der wille van de smeer’ voor een clausule, die inhoudelijk niet wordt gesteund?

Over de bedragen zelf is niet zo heel veel verschil van mening. Het Europees Parlement zou eigenlijk nog wat meer geld willen in de pot voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek en voor ondersteuning van bedrijven die nieuwe producten of processen bedenken (innovatie). Maar na de extra 750 miljard euro voor het Herstelfonds, die de komende jaren beschikbaar komen, zijn er niet zo heel veel financiële wensen meer aan de kant van het Europees Parlement.

Dat geldt zeker voor de begrote uitgaven voor het landbouwbeleid. Collega Jan Schils schreef daar vorige week al over. Daar wordt nauwelijks meer over gevochten. Hoewel we vorige week een andere indruk kregen. Toen hield het Europees Parlement dagenlang stemmingen over de inhoud van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De strijd ging niet zozeer over de hoogte van de bedragen. Het politieke gevecht ging over de vraag of er genoeg zou worden gedaan aan activiteiten door de boer voor klimaat en milieu.

Die cijfers zelf vallen overigens heel erg mee. Je kunt ermee op de loop gaan. Dan zeg je als afgevaardigde van de Groenen dat “bijna veertig procent van dat toch al astronomische bedrag” uit de Europese meerjarenbegroting en Herstelfonds van samen 1.850 miljard naar de boeren gaat. Het is volstrekt verkeerde beeldvorming.

Terug naar het oorspronkelijke compromis van juli: er gaat in zeven jaar 375 miljard naar de landbouw. Dat is hooguit 35% van het onderdeel meerjarenbegroting, dat een omvang krijgt van 1.075 miljard euro. Dat lijkt heel veel. Maar voor elk ander beleidsdoel is de Europese begroting aanvullend op nationale uitgaven, bij landbouw is dat niet het geval. Daar wordt alles via de Europese schatkist betaald.

Het landbouwbeleid kost zo voor de hele Europese Unie per jaar 55 miljard euro. Daarop wordt bezuinigd zodat in 2027 dat is teruggelopen naar 49 miljard. Het ‘Nederlandse’ aandeel daarvan is ongeveer vier procent. Voor ons land is daardoor uit de Europese schatkist 1 à 2 miljard euro per jaar beschikbaar. Vergeleken met uitgaven voor andere economische activiteiten is dat niets om van te schrikken. Omgerekend is voor landbouw het werkelijk bescheiden bedrag van ongeveer 0,25% van het bruto binnenlands product bbp beschikbaar. Zeker als je dat ook nog eens vergelijk met de miljarden uit de ‘diepe zakken’ van minister Wopke Hoekstra (financiën), die daarmee de economie in de coronacrisis ondersteunt.

Het heeft dus weinig zin te twisten over de omvang van de begroting voor landbouw. Het gaat niet om de pegels, maar om de regels. Welnu, de regels die nu zijn afgesproken bepalen dat op het relatief bescheiden bedrag dat voor landbouw beschikbaar is, ook nog eens verder wordt bezuinigd. De inkomenssteun voor boeren gaat omlaag.

Bovendien moet een behoorlijke hap van dat geld bestemd worden voor acties die het beleid inzake klimaat en milieu ondersteunen. De Europese Raad schreef hiervoor op 21 juli in het grote compromis een bedrag van 40% van het budget op. Dat was meer dan wat vanuit de Green Deal werd gevraagd. Globaal, zo is de afspraak in de Europese Raad, zal over alle uitgaven uit de Europese schatkist 30% ‘groen’ worden besteed.

Alleen: hoe leeft de Green Deal? Het democratische spel dat zich vorige week in de arena van het Europees Parlement ontvouwde, laat sporen na. Eerder vorige week gingen de ministers van landbouw al akkoord met zogenaamde ‘eco-regelingen’. Een technische term. We moeten de betekenis ervan nog leren doorgronden. Moet de boer subsidie inleveren als hij te weinig ‘groen’ werkt? Of krijgt hij extra geld als hij het ‘groen’ genoeg doet? Pas over een paar weken zullen we weten hoe dat precies uitpakt.

De Groene fractie in het Europees Parlement, dit keer onder leiding van de Nederlandse afgevaardigde Bas Eickhout (GroenLinks), speelt het spel altijd hoog. Als Eickhout spreekt, worden de boeren al bij voorbaat in de verdachtenbank gezet. Die boeren krijgen nog inkomenssteun, zegt hij dan. Terwijl we alles op de Green Deal moeten zetten. Hij heeft de etalage van zijn groene winkeltje zo op een aansprekende wijze ingericht. Maar vraag niet aan Eickhout hoe we nog aan voldoende voedsel voor ons allemaal kunnen komen.

Die door Eickhout bestreden inkomenssteun is een betrekkelijk nieuw instrument dat ervoor heeft gezorgd dat boeren niet langer veel te veel vlees, melk, wijn en graan produceren. Alleen al de invoering van de inkomenssteun werd in 1992 als een belangrijke ontwikkeling ten gunste van milieuvriendelijk boeren gezien. Je kunt het als een soort van groen straatvechten zien, wanneer Eickhout die inkomenssteun in de beklaagdenbank zet.

Vraag je het aan de boeren zelf, dan hoor je vaak het verhaal dat inkomenssteun wordt gezien als een vorm van bijstand. De boer als ondernemer houdt liever niet zijn hand op bij de overheid. Maar als het wordt gegoten in de vorm van een vergoeding voor diensten die het platteland leefbaar houden, dan is er niet zo veel bezwaar. Dus zijn de kansen voor een verschuiving van inkomenssteun naar afspraken over activiteiten ten gunste van klimaat en milieu best groot.

Het verhaal van de Groenen is daarom een onjuist verhaal en niet in het belang van de Green Deal. Om te beginnen, hoe wil Bas Eickhout aan eten komen als we de boeren op deze manier alle brood uit de mond stoten. In de tweede plaats, we beginnen met iets nieuws. Het verder ‘vergroenen’ van de landbouw heeft tijd nodig. Natuurlijk gaat dat in een democratisch politiek debat niet zonder slag of stoot. Er kan en moet zeker gevochten worden voor meer groen beleid binnen de landbouw. Maar landbouw blijft essentieel.

We kopen daarom niets voor de harde taal van de Groenen. Misschien past in hun benadering om politieke tegenstanders in de hoek van ‘de oerconservatieve boeren’ te plaatsen. Maar ook hier geldt de Wet van de Kameelneus. We beginnen met het kleine, lieve, groene puntje van de kameelneus. Gaandeweg zien we dan twee mooie groene bulten verschijnen. Het is niet eens duur.