Sociaal Europa: EU wil een wettelijk minimum loon in alle lidstaten
door Koos van Houdt
Wettelijk minimumloon goed voor gezonde economie
Stel, je bent meubelmaker en hebt een bedrijfje waarin mooie stoelen en banken
worden gemaakt. Het gaat zo goed dat je ook in Duitsland, Oostenrijk en Letland
een markt kunt opbouwen. Alleen, ook in die landen zijn meubelfabrieken, die hun
spullen aan de vrouw of man willen brengen. Het zijn concurrenten. Wie maakt de
meeste kans op afzet? Dat hangt niet alleen van de kwaliteit af, maar ook van de
prijs.
In die prijs zijn allerlei kosten verwerkt. Bedrijven die voor hun personeel ten
minste een in dat land geregeld wettelijk minimumloon betalen zijn slechter af,
dan bedrijven die hun lonen lager kunnen houden. Dat is ongewenst wanneer je
economisch actief bent op een gezamenlijke Europese interne markt. Het lijkt
daarom voor de hand te liggen om voor de wettelijke regeling van een minimumloon
een Europese wet te maken. Dan zijn al die Europese bedrijven aan dezelfde
kosten gebonden. Wel zo eerlijk. Maar zo gemakkelijk gaat dat niet. Toch is de
Europese Commissie ermee aan de slag. Daarover de volgende uitleg.
Het is een iconisch plaatje uit december 1992. Op de oevers van de Maas bij het
Limburgs Gouvernement in Maastricht laat de Britse premier John Major zich
ondervragen door de BBC. Aanleiding: in de nacht ervoor is in politieke zin de
tekst geschreven voor het Verdrag van Maastricht. Major roept trots in de
camera: “Game, set and match for Britain”.
Major trok daar in Maastricht één van de bekende Britse rode lijnen voor
samenwerking binnen de Europese Unie: geen Europees sociaal beleid. Zijn veto op
dat punt leidde ertoe dat de elf andere lidstaten van dat moment een
afzonderlijke bijlage over dat beleidsveld vaststelden: The European Charter for
Social Policy. Toen Tony Blair namens Labour in mei 1997 de verkiezingen had
gewonnen, was zijn eerste Europese daad om tijdens een ingelaste Europese Raad
in het vermaarde Huis ter Duin in Noordwijk alsnog de Britse handtekening onder
dit Charter te zetten.
Inhoudelijk stelde dat handvest maar weinig voor. Het kwam er ongeveer op neer
dat wanneer de Europese vertegenwoordigende instellingen van werkgevers en
werknemers ergens overeenstemming over wisten te bereiken, de Europese wetgever
bereid zou zijn daar voor de elf een wettelijk stempel op te drukken. Zo
ontstond ooit bij voorbeeld het fenomeen van een Europese ondernemingsraad in
bedrijven met vestigingen in meerdere lidstaten.
Symbolisch was deze besluitvorming wel. Wanneer de Europese Unie meer zou willen
zijn dan een economisch raamwerk voor de grote ondernemers, dan zou er werk
gemaakt moeten worden van meer politieke doelstellingen. Geen echte Politieke
Unie. Wel allerlei aanzetten daartoe. Eén ervan was de gedachte dat de Europese
Unie er ook zou moeten zijn voor gewone mensen. Dus zouden op de inmiddels tot
stand gekomen Europese interne markt ook sociale correcties van overheidswege
mogelijk moeten zijn.
Uit de politieke handboekjes kennen we de theorie van de kameelneusjes. Je begint
met iets dat heel klein lijkt en dus voor iedereen nog net aanvaardbaar. Dat is
dat leuke kameelneusje dat door het behang heen prikt. Zo was het met dat
sociale beleid. Heel lang bleef verborgen dat achter dat neuspuntje een complete
kameel met twee grote bulten op de rug zat. Het sociale beleid, dat was aan de
lidstaten. Daar zou de Europese Unie zich verder niet mee bemoeien.
Maar toen trad na de Europese verkiezingen van 2014 team-Juncker aan als nieuwe
Europese Commissie. Jean-Claude Juncker zette zich persoonlijk ervoor in dat het
Europese Sociale Beleid er kwam. Zeker toen de Britten in juni 2016 voor
uittreden stemden, was Juncker er als de kippen bij om de Europese Pijler voor
Sociaal Beleid aangenomen te krijgen.
Dat lukte. Zelfs zonder al te veel weerstanden. Dat gewone mensen binnen de
Europese Unie zouden moeten meetellen, was na de schok van de Brexit voldoende
doorgedrongen. Op een speciale Europese Raad in november 2017 in het Zweedse
Stockholm werden plechtig de handtekeningen van de regeringsleiders onder deze
pijler gezet. Daarmee werd een sociale bodem in de interne markt gelegd.
Individuele lidstaten mogen, zoals dat zo mooi heet, “verder gaan”.
Er is nu een lijst met twintig aandachtspunten voor een steviger Europees sociaal
beleid. Die staan in een drietal hoofdstukken. Een eerste hoofdstuk bevat
gelijke rechten op de arbeidsmarkt, zoals recht op beroepsonderwijs, gelijke
kansen voor mannen en vrouwen en voor etnisch verschillende mensen, gelijk loon
voor gelijk werk en actieve ondersteuning bij het zoeken van een baan.
In een tweede hoofdstuk zijn allerlei arbeidsomstandigheden opgesomd, waarvoor
sociale regelingen nodig zijn. Daarbij gaat het om lonen, om veiligheid en
gezondheid op het werk om een goede balans tussen werk en privé en om
fatsoenlijke vormen van werkoverleg. In een derde hoofdstuk staan sociale
rechten als kinderopvang, ouderschapsverlof, rechten voor gehandicapten en
sociale uitkeringen en minimumloon beschreven.
Met het vaststellen van zo’n pijler is er nog geen wetgeving ontstaan. Bij
wettelijke regelingen gaat het ook om de details en daarin zit vaak ‘de duivel’.
Maar de huidige Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen gaat verder
waar Juncker was gebleven. Vorige week werd op het thema ‘minimumloon’ een stap
verder gezet in het kader van vooroverleg met werkgevers en werknemers.
Waarom? Wel, een minimumloon zorgt ervoor dat zoveel mogelijk mensen in
waardigheid kunnen leven en ten minste kunnen betalen voor levensonderhoud,
kleding en een dak boven het hoofd. Andersom kost het bedrijven en lidstaten
niet alleen geld, het brengt ook meer koopkracht en dus meer economische groei
onder de mensen. Er is dus sprake van wederzijds voordeel.
Lidstaten houden een belangrijke eigen vinger in de pap. Hoe hoog het minimumloon
is en wie ervan profiteren, blijft in de nationale hoofdsteden geregeld worden.
Alleen het beginsel dat er een minimumloon moet zijn, is nu in zes Europese
lidstaten nog niet ingevoerd. En naar een woord van Angela Merkel geldt ook voor
het Europees wettelijk regelen ervan: het gaat ‘Schritt für Schritt’.